835 - VANSTREELS Miel

Palmares

DE HEL VAN HOUTEPEN

Als wielertoerist moet je het één keer in je leven geprobeerd hebben: de Marmotte, de Dolomietenmarathon, de Oetztaler Radmarathon, of, misschien nog afschrikwekkender... de ul-tieme klimtocht van Rob Houtepen: 218,5 km, 50 hellingen, circa 60 kilometers waarvan minimaal 20 boven de 10 %, om en nabij de 5000 hoogtemeters, en dat alles over een bij tijd en wijlen abominabel wegdek.Toen Roger (hij moest vorig jaar zijn poging in het zicht van de eindstreep opgeven) en ik een tijd geleden besloten het er samen op te wagen, heb ik me voorgenomen er niet teveel over te tobben. Goed voorbereiden, lekker fietsen en kijken waar ik uitkom. Als het niet meer gaat, kan ik binnendoor naar huis, langs de Maas en het Albertkanaal, de hele route ligt binnen een straal van 50 km van Maastricht.Begin dit jaar heb ik voor het eerst in mijn leven een uitge-breide sportkeuring ondergaan, alles was dik in orde. Ik heb nu 4300 km in de benen. Met Roger (de perfecte gids in de wirwar van straten en steegjes in het web van Houtepen) verkende ik in grote brokken het parcours. En ik reed meerdere tochten van 200 km. We zullen zien wat het wordt vandaag.Op 15 juli 2006 vertrekken we om 6 u en ik weet wat me te doen staat: op iedere helling zo langzaam mogelijk naar boven en vooral niet denken aan wat nog komen gaat. Fietsen van uur tot uur.Jan is zo gek ons de hele dag met de auto te volgen om ons te voorzien van voeding, drank & moed. Vanaf het middaguur krijgt hij gezelschap van de vrouw en de dochter van Roger.Mijn compaan ziet 'de tijd' als grootste vijand. Als we een gemiddelde van 15 km per uur halen, zijn we tussen de 14 en de 15 uur onderweg.Carsten, een collega van Roger en Jan, fietst met ons mee, hij kijken hoe ver hij komt. Bij de eerste pauaze, na 60 km en 17 hellingen, acht hij het verstandiger om zijn fors gebouwde lichaam niet verder te pijnigen.Het is warm maar de noordoostenwind zorgt voor heerlijke verkoeling tijdens de afdalingen. Terwijl we heuvel na heuvel oppeddelen zitten we met één grote vraag: hoe zal het lichaam in de loop van de tocht reageren op deze door velen als gekken-werk beschouwde onderneming?Bij het plannen van een datum realiseerde ik me niet meteen dat mijn vader vandaag precies een jaar geleden overleden is. Het roept meer emoties op dan ik had verwacht. De hele dag is hij in mijn gedachten. Mijn vader koesterde een grote devotie voor de H. Maria, en waar zitten we om half vier in de middag, het tijdstip waarop hij overleed? In Banneux! Eenmaal voorbij het bedevaartsoord voel ik alle emoties van me af glijden, een merkwaardige gewaarwording.Rond km 150 krijgen mijn ingewanden last van de isotone dranken en de energierepen. 't Wordt tijd voor cola en witte-brood met jam, én voor een half paracetamolletje tegen de dreigende malaise. Het helpt.Roger krijgt na 180 km een fikse ril-dip: ook hij wordt opge-lapt met cola en een half paracetamolletje, hij mag bovendien een kwartier met-de-ogen-dicht in een door de begeleiders aan-gereikte tuinstoel. Gelukkig komt hij er weer doorheen.Het lijkt er steeds meer op dat we het gaan halen. Na 15,5 uur (inclusief 5 reguliere en circa 13 plaspauzes) beginnen we (moe maar niet naar de klote) aan de allerlaatste helling: we fietsten letterlijk van de opkomende naar de ondergaande zon.

Miel Vanstreels (2006)

ALPE D'HUEZ

Paula, mijn vrouw, wilde graag met mij de Alpe d'Huez op fietsen. Wie ben ik om nee te zeggen tegen zo'n wens! Dus namen we in Maastricht de fietsbus van Cycletours naar les Ougiers, waar we logeerden in Au Bon Acceuil, een bekend fietsershotel.
Mijn dierbare echtgenote, 55 inmiddels, fietste nooit eerder in het hooggebergte en ze heeft (behoorlijk) last van hoogtevrees. Daartegenover staat dat het haar aan ambitie niet ontbrak, ze had voldoende spin- en klimkilometers in de benen en ze heeft geleerd om 'zo langzaam mogelijk' bergop te fietsen.
Hoe is het haar, hoe is het ons vergaan? Was de Alpe d'Huez voor Paula een Calvarieberg waar ze uitgewoond en op het tandvlees boven kwam? Haalde ze überhaupt de top, of kwam ze de m/v met de hamer tegen, kreeg ze misschien een hongerklop en werd de strijd gestaakt in de Marco Pantani- of eerder nog, in de Luis Herrera-bocht?
Niets van dat alles. De augustuszon moest nog door de kille wolken breken toen we begonnen aan de klim. Nog voor we de beruchte eerste twee kilometer (aan 12%) achter de rug hadden, viel alle spanning van Paula af. Rustig, geconcentreerd, geregeld een slok isostar en een suikertje nemend, peddelde ze van bocht naar bocht. Haar verbazing, haar verwondering groeide mee met de diepten: we hadden adem over voor wat gekeuvel & geklets. Een onwillige bidon en een te warm geworden trui waren oorzaak van een korte stop. Na 1u 40min kwamen we in het ski-dorp, tien minuten later passeerden we de officiële Tour-finish.
Twee en dertig jaar getrouwd en dan samen de Alpe d'Huez op, het was - in de 45 jaar die ik rondtoer op een renfiets - veruit mijn mooiste tocht.
Een dag later fietsten we de prachtige Col d'Ornon op. En twee dagen daarna klommen we opnieuw naar Alpe d'Huez. Langs de westkant dit keer, een langere en rustig stijgende klim die gaandeweg naar zijn beroemde broer draait en de slotkilometers met hem deelt. Helaas was er een richel uit mijn herinneringen gewist. Tussen Villard-Reculas en Huez moet je over een smalle weg die tegen de bergwand ligt. Over het randje heen kijk je er loodrecht naar beneden. Eenmaal begonnen heeft terugkeren geen zin. Drie kilometer doodsangst stond mijn teerbeminde uit. Stapvoets ging het, links van de weg, dicht tegen de bergwand aan. Het werd mij niet kwalijk genomen, maar wat heb ik dat hiaat in mijn geheugen vervloekt. Op de bekende route gekomen, bikkelde Paula evengoed weer naar de top.Of we samen ooit nog in het hooggebergte zullen fietsen? Wie zal het zeggen. Paula heeft haar doel (meer dan) bereikt. Volgend jaar gaan we naar de Provence. We hebben een huisje geboekt aan de voet van...de Mont Ventoux.

Miel Vanstreels (2007)​

CINGLé DU MONT VENTOUX

In 1998 richtte Christian Pic uit Sorbiers Le Club des Cinglés du Mont Ventoux op. Tot dit genootschap van malloten word je toegelaten als je de Reus van Provence op één dag vanuit Bédoin, Sault en Malaucène beklimt. Een tocht die staat voor 138 km en 4319 hoogtemeters. Als je slaagt in je opzet en je kunt het bewijs daarvan leveren middels een stempel- c.q controlekaart, krijg je van Christian Pic een oorkonde, een medaille en de titel Cinglé du Mont Ventoux.
Ik wil me vandaag graag laten verheffen in de stand der Malloten, althans, ik wil een poging wagen. Om kwart voor zeven daal ik van les Alazards naar Malaucène, waar ik in een krantenwinkeltje een stempel van de zaak krijg. De klim van deze kant - 21 km aan 7,1% - biedt voldoende recuperatiemogelijkheden om rustig naar boven de kunnen fietsen. Het lijkt wel of ik de Ventoux voor mij alleen heb, ik kom welgeteld twee wielertoeristen en drie auto's tegen. Na 2u21 ben ik op de top en haal een stempel in restaurant Le Vendran. De afdaling naar Bédoin voelt verschrikkelijk koud, ondanks de extra kleding en de zon die volop schijnt.
Een fietshandelaar voorziet mijn controlekaart van een tampon. Ik eet wat, ik koop twee blikjes cola en begin aan mijn tweede klim: 22 km aan 7,2% met na 5,5 km het bos met zijn 10 km aan 9%. Mijn benen voelen nog steeds goed, maar halverwege het steile gedeelte breekt er wat, ik zit te harken en niet zo'n beetje. Ook in het maanlandschap treedt er geen verbetering op. Ik heb 2u45 nodig om boven te komen, vijf minuten meer dan gisteren met mijn dierbare echtgenote.
Wat is wijsheid: mijn poging staken of hopen op enig herstel in de lange afdaling naar Sault? De afaling naar Sault is inderdaad lang, heel lang, zeker als ik bedenk dat ik dit dadelijk allemaal weer omhoog moet. Ook de prachtige lavendelvelden in het dal zijn me niet tot troost. Van alle streken die ik ken is de Provence degene die alle zintuigen het meest verwent. Vandaag ben ik niet in staat er van te genieten. In een kroeg krijg ik mijn vierde stempel. Ik koop weer cola en probeer een boterham mijn keel af te krijgen.
De laatste klim dan maar, de mietjeskant, 26 km aan 4,5%. Echt geweldig gaat het niet, ik tel de kilometers af, alles doet nu pijn. Na 10 km lijk ik er weer een beetje doorheen te komen. Dat geeft moed als ik bij Chalet Renard aanzet voor de laatste 6 van de 68 klimkilometers. Helaas, al vlug komt de mistral opzetten. Met veel kracht en kabaal waait hij langs alle kanten, behalve in mijn rug. Ik sleep me op mijn allerkleinste versnelling, de 30x28, naar boven.
Op de top - het is inmiddels kwart voor vijf - kijk ik langdurig naar mezelf in het spiegelend raam van het souvenirswinkeltje: nooit eerder zag ik zo'n malloot ! En nu maar hopen dat ik in de afdaling naar Malaucène niet van de weg geblazen word. Bij wijze van toetje wacht me beneden nog een klim van 6 km naar les Alazards. Dat wordt lachen, zo laat mijn lijf me nu al weten.

Miel Vanstreels (2008)

DE DOLOMIETEN

Gisteravond ben ik met mijn companen in Badia-Pedraces aangekomen. Via Cycletours hebben we een arrangement geboekt. Paul, Nico en Albin willen het vandaag rustig aan doen. Zelf zit ik om half acht op fiets om te kijken hoe ver ik kom op het 125 km lange rondje met de Gardena (2112m), de Sella (2244m), de Fedaia (2047m), de Giau (2230m), de Falzarego (2105m) en aansluitend de Valparola (2192m). Circa 3900 hoogtemeters moeten er overwonnen worden.
De Dolomieten, bekend om hun steile rotswanden en pieken, werden vroeger de Monti pallidioftewel de bleke bergen genoemd. Ze spelen een prominente rol in de geschiedenis van de Giro d'Italia. Dit jaar nog lag de finish van de 15e etappe op de Passo di Fedaia. De klassementsrijders voerden er in de schaduw van de 3342m hoge Marmolada een onvervalste oorlog uit. Ik zal de vrede tussen het landschap, mijn ziel en mijn benen moeten zien te bewaren.
Vanuit het hotel is het meteen al klimmen, naar Corvara, waar de 9 km lange Passo di Gardena begint. Die ligt in een prachtig décor. Dit is het echte genieten: van het fietsen, van de landschappen. Op de top koop ik water en cola, 't is net of mijn maag de isostar (wat sterker dan normaal) niet verdraagt. Ook de Passo di Sella is indrukwekkend. Ik klim op m'n gemak, m'n benen voelen goed, maar wat is er met mijn maag aan de hand? Na een lange afdaling wacht de makkelijkste kant van de Passo di Fedaia, een rustige klim waar ik meer opzij (naar de imposante Marmolada) dan vooruit kijk. Ik word ingehaald door mijn reisgezellen, die de omgeving met de auto verkennen. De afdaling van de Feadia is spectaculair: ik hoef mijn remmen maar los te laten of mijn teller schiet in een mum van tijd boven de 80 km. In Caprile moet ik naar het 5 km verder gelegen Selva di Cadore. Een mooie weg maar op mijn routebeschrijving staat niet dat het om een pittige klim gaat. De zon brandt inmiddels hoogzomers. Omdat mijn maag nog steeds opspeelt begin ik in Selva niet zonder vrees aan de Passo di Giau, 10 km aan gemiddeld meer dan 9%.
Na een paar kilomer al begint de ellende. Godallemachtig, hoe moet ik hier boven komen. Op de allerkleinste versnelling martel ik mezelf omhoog. Een paar keer sta ik mezelf de smoes van foto's maken toe. De eerder erin gestouwde energierepen dreigen er weer uit te komen. Anderhalf uur heb ik nodig voor de klim. En dan moet ik de Passo di Falzarego en de Passo di Valporola nog over. De afdaling biedt geen herstel. In een slakkengang, de blik gefxeerd op niet meer dan tien meter asfalt, met het gevoel dat iedere trap er een te veel is beloof ik mezelf 10,5 km Falzarego en 1,5 km Valparola-lang dat ik nooit, maar dan ook nooit meer zo'n tocht zal maken. Ik ben zelden zo blij geweest dat ik de top van een helling heb bereikt. Van de wetenschap dat er geen obstakel meer komt, fleurt zelfs mijn maag een beetje op. Aan het eind van de lange afdaling naar Pedraces vertel ik mezelf voorzichtig dat die eerder gedane belofte uiteraard een grapje was.

Miel Vanstreels (2008)

DE PYRENEEëN

De cols die in de geschiedenis van de Tour de France met voorsprong het vaakst werden beklommen zijn de Tourmalet en de Aubisque. Ze vormen het décor van legendarische triomfen en hartverscheurende drama’s. Ik mocht er vijf dagen fietsen met Paul en Albin, onder begeleiding van Nico. We logeerden (via een arrangement van Cycletours) in een hotel in Argelès-Gazost, een dorpje in de buurt van Lourdes.
Wat stond er op het programma?
De 18 km lange klim naar Cauterets en Pont d’Espange (1485m) beantwoordde aan de beschrijving in de boekjes. De brug en de vele watervallen toonden ons ten overvloede ‘de kracht en de romantiek van de Pyreneeën’.
Tijdens de beklimming van de Tourmalet waande ik me weer in de jaren vijftig. Hoe vaak heb ik die col in gedachten bedwongen toen ik als kind iedere keer opnieuw de oprit van de Godsheidense brug over het Albertkanaal opfietste? Wat ik toen niet kon bevroeden was dat de steile kilometers voor en na La Mongie me ooit nog ‘ns zwaar in de benen zouden slaan.
Op dag drie maakten we een 'Grotten-tocht' langs de rivier de Gave: van de Grotten van Betharram naar de Grot van Lourdes. Mijn companen raakten danig onder de indruk van de devotie die daar in de lucht hing. Of de gebroken bout toeval was of 'een teken van boven' weet ik niet, maar op weg naar het hotel knalde Paul’s zadel (gelukkig zonder ernstige gevolgen) van zijn fiets.
Terwijl mijn gezellen van een rustdag genoten, beklom ik de Aubisque (1709m) en deHautacam (1520m), die me vanwege zijn lengte, procenten en uitzichten aan de Alpe d’Huez deed denken. De Aubisque is inclusief de Soulor 30 km lang, maar niet zo lastig. Spectaculair is wel de passage van het Cirque du Litor, ook wel de 'circle of death' genoemd. Je fietst er enkele kilometers over een 'corniche', langs een vrijwel loodrechte afgrond. Ik ben op beide cols onder een zomerse zon en op m’n dooie akkertje naar boven gepeddeld. Dromend en genietend. Honderd kilometer fietsgeluk.
We besloten onze trip met een tocht naar Gavarnie (1403m) en aansluitend de Col des Tentes (2207m), goed voor in totaal 30 km klimwerk. De route naar Gavarnie is prachtig, je fietst er voortdurend tussen rotsen en klaterend water. Op de al even mooie en erg rustige Col des Tentes moet je geregeld koeien en schapen omzeilen.
Al met al vind ik de Pyreneeën (nog) indrukwekkender dan de Alpen en de Dolomieten. Ik zal ze koesteren, de herinnering aan de beklimming van de Pont d'Espagne, de Hautacam, de Tourmalet en de Aubisque.

Miel Vanstreels (2009)

​STELVIO, GAVIA & MORTIROLO

Een week in Bormio geweest met de heren: mijn zonen Joost en Gijs en hun vrienden Roel, Jan, Jorn, Sem, Henri en René. De laatste twee sloten enkele dagen later aan.
Op dag één stond de Stelvio (vanuit Bormio) op het programma: 2758m hoog, 21 km lang, 7,1% gemiddeld. Daarmee is 'de makkelijke kant' van de Stelvio volgens de indexen iets zwaarder dan de Ventoux vanuit Bédoin! Terwijl Jan aan Roel, Joost, Jorn en Sem – voor het eerst een echte col opfietsend en hoe! – liet zien dat hij de betere klimmer is, peddelde ik met Gijs naar boven. Gijs had (te) weinig kunnen trainen en dat stelde mij in de gelegenheid om een kleine 2,5 uur te genieten. De hoogte, de zwaarte, de weg die in 39 bochten naar boven slingert, de indrukwekkende uitzichten en een heerlijk zonnetje maakten van deze beklimming een bijzondere belevenis.
Voor dag twee was er minder goed weer voorspeld. We kozen voor de Bormio 2000 (1938m, 10 km, 7,5%): een mooie geleidelijke klim waarbij je Bormio steeds verder in de diepte ziet verdwijnen.
Dag drie bracht ons naar Mazzo, waar ‘de moordenaar’ op ons wachtte. Met angst en beven zagen de heren de Mortirolo tegemoet, niet zo hoog (1851m) maar wel 12,4 km aan 10,5% met uitschieters tot 18%. In het begin leek het erop dat iedereen mijn motto – zo langzaam mogelijk naar boven – had overgenomen. Het duurde even eer de heren heel voorzichtig uit mijn gezichtsveld verdwenen. Qua uitzicht was er niet zoveel te beleven op deze bosrijke klim, maar de kick van die steile kilometers de baas te kunnen was, zo bleek later, voor iedereen groot. De heren hoeven nooit meer angst te hebben voor een col en al word ik later zo dement als een deur, iedere keer als de naam Mortirolo valt zal er een brede glimlach verschijnen op mijn gezicht.
Dag vier was gereserveerd voor de Gavia, vanuit Bormio 2621m hoog, 26 km lang aan 5,5% gemiddeld. Iedereen fietste, aldanniet geplaagd door opspelende spieren en gewrichten, op z’n eigen manier naar boven. Ik was in gezelschap van Henri, voor het eerst van de partij die week, en hij maakte het helemaal bont door volslagen ongetraind op een geleende fiets in 2u40 de top te bereiken, gezond en wél! De Gavia is een schitterende klim: eerst door enkele dorpjes, vervolgens kilometers lang door een prachtig dennenbos en daarna langs diepe ravijnen met voortdurend uitzicht op besneeuwde toppen.
We sloten de week af met het 105 km lange ‘Rondje Stelvio’, althans dat was de bedoeling. Een aantal heren vond het om allerlei legitieme redenen welletjes geweest, anderen lieten zich met de auto naar de Passo Umbrail brengen. Zelf stapte ik in Bormio in alle vroegte (kou & rust) op de fiets voor de eerste 18 km van de Stelvio.Vanaf de Passo Umbrail, die je op dat punt bereikt, sloeg ik linksaf om met Jorn, Sem, Gijs en Jan richting Zwitersland te dalen. Een prachtige afdaling was het, al zaten er drie kilometer onverharde weg in. Enkele dorpjes verder kwamen we in Prato, waar de beruchte 48-bochten-klim van de Stevio begint: 24 km aan gemiddeld 7,4%. De eerste 11 kilometer zijn goed te doen, daarna zakt het percentage nooit meer onder de 8%. Jan, Jorn en Sem waren bezig een uitstekende tijd te fietsen toen Gijs en ik steeds meer de buitenbochten opzochten. Ook al moest hij daarvoor naar de linkerkant van de weg, het kon Gijs niet deren, boven komen was de boodschap. Het drukke achterop en tegemoet komend verkeer had er alle begrip voor: er werd iedere keer opnieuw geduldig gewacht tot Gijs zijn bocht had afgerond. Het uitzicht dat zich bij het uitkomen van het bos ontplooide is ongezien, in combinatie met de geleverde inspanningen zorgde het herhaaldelijk voor kippenvel.
We hebben de hele week geluk gehad: goed weer, geen ongevallen of defecten, een uitstekend hotel, een mooi stadje met een prachtig pleintje waar het goed toeven was op de terrasjes. En de heren waren niet alleen wat fietsen betreft in vorm.
Bij de volgende afspraak mag en zal ik er graag weer bij zijn.

Miel Vanstreels (2010)

PEETVADER VAN DE GULPENERBERG

Brévet International du Grimpeurs nodigt haar leden uit Peetvader te worden van één of meerdere van de duizend geselecteerde BIG's in Europa. De heuvel of berg dient 25 keer beklommen te worden. Al naar gelang de zwaarte krijgt men daar een jaar, een maand, een week of een dag de tijd voor.
De Gulpenerberg vanuit Partij (700 meter lang, 8,1 % gemiddeld, maximaal 18%) is zo'n BIG. Je ziet hem al van ver opdoemen, als een loodrechte lijn in het landschap. Hoewel niet bepaald mijn lievelingsklim, ga ik vandaag toch proberen vriendjes met hem te worden: kijken of hij mij 25 keer gunstig gezind wil zijn.
Om elf uur sta ik aan de voet. Zou het veel uitmaken: een rondje van 100 km Mergelland met 15 hellingen of hier 25 keer op en neer? Het geluk is aan mijn zijde: ik heb goede benen, de zon schijnt volop, de strakke oostenwind waait tijdens het klimmen in mijn rug en zorgt bij het dalen voor heerlijke verkoeling.
Het steilste stuk peddel ik omhoog met de 30x25. Op het gemak. Zoals altijd en overal. Mijn berekening blijkt te kloppen. Tegen 9 á 10 km per uur heb ik rond de vier minuten nodig per klim. Afkruisen en dalen kost een minuut.
Na een uur zit ik tot mijn eigen verbazing bijna op de helft. Tijd voor een banaan en plas. De klim voelt als de Mortirolo, maar dan een Mortirolo met om de 700 meter een even lange afdaling.
Ook het tweede gedeelte verloopt beter dan verhoopt, ik kom geen enkele keer in de problemen. Geregeld ben ik een fietsende wegwijzer voor wandelaars die hun kaart niet helemaal vertrouwen en vragen of ze in de goede richting lopen. Mijn tempo is zo gezapig dat ik adem over heb om te antwoorden. De Gulpenerberg is echt mijn vriendje aan ’t worden.
Patrick Delait, journalist bij Dagblad de Limburger en fervent hardloper, schrijft vandaag in zijn column dat hij en andere veertigers 'die sporten alsof hun leven er van af hangt' eigenlijk ‘zielige kerels’ zijn. Tsja, oud en wijs geworden kan ik hem vertellen dat het met de jaren alleen maar erger wordt.

Miel Vanstreels (2011)

PEETVADER VAN DE DOODEMAN (KEUTENBERG)

Bij Brévet International du Grimpeurs (BIG) zijn 4359 wielertoeristen aangesloten. Ze proberen zoveel mogelijk heuvels en bergen in heel Europa te bedwingen. Duizend zijn er geselecteerd. Je kunt ook peetvader worden van een klim. Die dient 25 keer opgefietst te worden. Al naar gelang de zwaarte krijgt men daar een jaar, een maand, een week of een dag de tijd voor. Enkele jaren geleden leefde ik me uit op de Gulpenerberg. Vandaag, op deze hoogzomerse 2e april, wil ik 25 keer de Doodeman op, de oostkant van de Keutenberg. Een mens moet wat op zijn oude dag. Gelukkig waait de wind uit het oosten. Dat betekent rugwind bij het klimmen en verkoeling bij het dalen. Ik zal het nodig hebben met dat stuk van 600 meter aan percentages van 11, 16, 13, 9 en 10%. Zonder winkel of café in de buurt zal ik ook zuinig moeten zijn met mijn twee bidonnetjes water. Een week geleden heb ik een rondje van 100 km met 18 hellingen gefietst en dat ging prima. Zodoende begin ik goedgemutst aan de eerste beklimmingen. Ik voel mezelf op geen enkele manier verplicht, als het niet lukt ga ik gewoon naar huis. Na zeven beklimmingen schakel ik naar de allerkleinste versnelling (30x28). Op het gemak naar boven, mijn briefje aftekenen en meteen weer naar beneden. Er moet behoorlijk geremd worden, de klim dankt zijn naam aan een boer die hier ooit met paard en kar verongelukte. Na tien beklimmingen weet ik nog steeds niet of ik het ga redden. Op de steile stukken zakt mijn tempo. In mijn zeventiende klim begin ik tegen 4 km per uur naar het asfalt te kijken. En de verzuring in mijn kuiten blijf ik nauwelijks de baas. Met nog vier beklimmingen voor de boeg dreigt er kramp in mijn tenen en mijn water is zo goed als op. Bij één van de weinige huizen aanbellen durf ik niet, de bewoners verklaren me voor gek als ik vertel waar ik mee bezig ben. Aan de voet van de klim staat een grote kapel ter ere van O.L.Vrouw van Banneux. Ze wordt me steeds meer tot troost. Bij het begin van iedere klim kijkt ze me recht in de ogen. Het lijkt zelfs of ze me bemoedigend toeknikt. Ik zal het me wel verbeelden, maar als ik voor de 25ste keer langs de kapel naar boven fiets, zie ik de H Maagd Maria glimlachen en een duim opsteken. De wonderen zijn de wereld nog lang niet uit. 

Miel Vanstreels (2014)

LA MAURIENNE

Een dag of vier met mijn zonen (Joost en Gijs) en de overige heren (Roel, René, Henri, Jorn, Sem en Nick) in St Jean de Maurienne geweest, de 'capitale mondiale des cyclo grimpeurs'. Niet iedereen kon even lang blijven: verplichtingen en kleine kinderen riepen!
Op de dag van aankomst fietsen we een rondje over les Lacets de Montvernier, een korte maar spectaculaire klim waarbij de weg 3,5 km lang zigzaggend via 18 haarspeldbochten omhoog loopt tegen een steile rotswand.
Na een nacht met veel regen en onweer was het geduldig wachten op het zonnetje voor de beklimming van de Croix de Fer, 30 km bergop in een schitterend décor. Ook de afdaling via de Glandon was adembenemend mooi.
Een dag later stond de mytische Galibier op het programma: inclusief de Télégraphe 34 km lang en 2642 m hoog. Om het nog wat heroïscher te maken waaide er in dat ruige landschap een strakke, ijzige wind. Toch kwam iedereen netjes boven, de één al wat fitter c.q. minder uitgewoond dan de ander.
Op de voorlaatste dag trokken Nick en Sem naar Bourg d'Oissans om de Alpe d'Huez af te kunnen vinken. Zelf peddelde ik een rondje over de Montee de la Toussuire (via Bottières), een rustige klim van 18 km in een Alpenlandschap dat ik helemaal voor mij alleen had.
Op dag vier waagden Joost en ik ons aan de Madeleine, gevreesd om zijn 19 km aan gemiddeld 8%. Toch voelde die col van buiten categorie niet zo zwaar, noch bij Joost noch bij mij. Ik vond het voornamelijk een lieflijke col die zich begon te tooien met prachtige herfstkleuren.
Het was wederom een heerlijke vakantie met de heren, een vakantie vol imposante uitzichten en vergezichten, althans, voor zover er door de gesteldheid der benen, de stijgingspercentages en de warmte geen al te zoute waas voor ogen kwam. In het eerste gedeelte van de Croix de Fer vroeg ik me geregeld af wat ik op mijn leeftijd nog in het hooggebergte te zoeken heb, maar later in de klim en zeker op de Galibier en de Madeleine had ik gelukkig weer het gevoel dat ik nog even veel adem als dromen heb. Zo lang ik het bij één col per dag houd, zo lang ik mijn teller vanaf 7 á 8% consequent op 7 km per uur houd, zo lang peddel ik al die cols nog op, zonder dat het afzien groter wordt dan het genot.

Miel Vanstreels (2015)

BARCELONNETTE

Vijf dagen fietsen in en rond Barcelonnette met zoon Joost, heer Henri en diens schoonbroer Maikel, die voor het eerst in de cols fietst. Het Alpendorp ligt op 1150 meter hoogte en wordt omgeven door de bergen. In het centrum huren we een mooi appartement, waarin heel veel rekening moet gehouden worden met de hoogbejaarde moeder van de eigenares, die een verdieping lager woont. Dat was er op voorhand niet bij verteld, maar voor een bommahebben we graag wat over. De dag na aankomst fietsen we onder een zomerse zon de wonderschone Col de Cayolle op. De hele klim heeft een hoog ansichtkaartgehalte vanwege de indrukwekkende rotspartijen, de vele bruggetjes en watervallen. Het bevalt Maikel zo goed dat hij er nog even de Pra Loup bij neemt. Thuis mag hij zijn vrouw en zijn zoontje proberen uit te leggen waarom fietsen in het hooggebergte altijd naar (veel) meer smaakt. Op dag twee beklimmen we de Col de Vars, twee weken terug nog col van eerste categorie in de Tour. Ook hier valt er veel te genieten. Alleen de laatse 6 van de 21 km voelen als lastig, te meer omdat het behoorlijk warm is. Met mijn leeftijd en mijn (gebrek aan) talent heb ik aan drie kwartier voorsprong net goed om als eerste boven te komen. De heren beklimmen daarna nog de korte maar pittige Saint Anne: Joost gaat weer als een speer, Maikel krijgt er steeds meer zin in en Henri heeft gelukkig minder last van zijn verkoudheid. Ik houd het deze week bij één col per dag, mijn gevoel en mijn verstand zeggen dat dit genoeg is voor mijn (acht maanden geleden gebypasst) lijf. Dag drie staat in het teken van onze enige col van buiten categorie, de 2802 meter hoge Cime de Bonette, die gepresenteerd wordt als de hoogste geasfalteerde weg van Europa. Ik heb zelden meer genoten van een beklimming want ook qua schoonheid doet de Bonette niet onder voor de Galibier en de Stelvio: fietsen in een zielstrelend decor! Ook de heren hebben genoten. Uiteraard loggen ze bij thuiskomst meteen in op Strava. Nibali en Kruiswijk deden beduidend minder lang over deze klim, maar die hebben dan ook niets van het lanschap gezien! Dag vier: de heren fietsen 'Les 3 cols', een rondje van 120 km over de Allos, de Champs en de (andere kant van de) Cayolle, drie cols van eerste categorie. Zelf stel ik me tevreden met de beklimming van de Allos, en ook dat blijkt een klim met een hoog waw-gehalte. Net als de vorige dagen peddel ik op m'n gemak naar boven, nergens in de problemen komend, aan één stuk door genietend. Al die Mergellandse honderdjes (met 16 hellingen) waren hier dus voor bedoeld! In de afdaling neem ik ruim de tijd om foto's te maken. Tegen vier uur komt Joost terug in het appartement. Hij heeft het ondanks de hitte niet bij 'Les 3 Cols' gehouden maar er ook nog de Pra Loup aan toegevoegd zodat hij de hele parcours van de granfondo 'La Pa Loup Bernard Thévenet' (3850 hoogtemeters) heeft gefietst. Wat een bikkel! Maikel en Henri komen redelijk naar de klote (en net voor de plensbuien) terug van 'Les 3 Cols'  maar ze hebben het gehaald: het was voor hen geen creating memories maar creating war stories! Onze laatste dag in Barcelonnette wordt mede door de slecht-weer-dreiging 'een dagje skistations'. Met hun lengte van 9 en 10 km en hun gemiddelde  stijgingspercentages van 5 á 6 procent staan de klims naar Super Sauze en Pra Loup te boek als bergen van tweede categorie. Joost is zo lief om me op Super Sauze gezelschap te houden. Net zo langzaam klimmen als ik valt niet mee: Joost rijdt geregeld zigzaggend over de weg. Maikel en Henri hadden vanmorgen geen greintje courage maar voelen zich nu zo goed dat ze nog meegaan naar Pra Loup. Op die klim werd in 1975 het einde van het tijdperk Eddy Merckx ingeluid door Bernard Thévenet. Blijkens de verwijzingen willen Bernard en Pra Loup de mensheid daar graag blijvend aan herinneren. Hoewel ik geen fan van de Kannibaal was, voelt het nu toch alsof ik over zijn zweetdruppels en tranen fiets. Met deze klim zit onze fietsvakantie er weer op. Mooi weer, prachtige cols, geen ongelukken of defecten, uitermate aangenaam gezelschap: ik ga er vanuit dat de H.Maagd Maria blij was met de kaarsjes die ik aanstak in de kerken van Barcelonette en Jausiers.

Miel Vanstreels (2017)